Konijn

De latijnse naam voor het konijn is Oryctolagus cuniculus, wat gangengraver, aard(graaf)konijn betekent. Het konijn behoort tot de familie van de haasachtigen maar is wel een op zichzelf staande soort. De stamvader van de bestaande tamme konijnenrassen is het wilde konijn.

Huisvesting

Zorg voor voldoende licht, frisse lucht en bewegingsvrijheid voor uw konijn. Deze punten zijn namelijk onmisbaar voor een konijn.

Konijnen die buiten gehouden worden passen hun pelzen aan de weersomstandigheden aan. In de winter hebben deze konijnen een vastere pels dan hun soortgenoten die binnen verblijven. Bij konijnen die buiten verblijven is het verstandig erop te letten dat ze niet op de tocht of in de volle zon staan. In het laatste geval loopt het konijn het risico om een uitgedroogde traanklier te krijgen met als gevolg een oogontsteking.

 De grootte van het konijnenhok is afhankelijk van het formaat konijn wat erin komt.

• Grote rassen (vanaf 5kg): 100 - 120 cm breed, 80 cm diep, 65 - 75 cm hoog.
• Midden rassen (tussen 3 - 5kg): 80 cm breed, 80 cm diep en 65 cm hoog.
• Kleine-, en dwergrassen ( tot 3kg): 60 - 65 cm breed, 80 cm diep, 50 - 55 cm hoog.

Voeding

De voeding van jonge konijnen bestaat in de eerste levensweken uitsluitend uit moedermelk. Hierbij is het belangrijk dat het moederkonijn tijdens het zogen wordt voorzien van twee keer zoveel vocht dan buiten de zoogperiode.

De jongen worden met een leeftijd van ongeveer 7 à 8 weken van de moeder gescheiden.Hierbij is het belangrijk dat het konijn niet allerlei soorten voer krijgt, maar zich houdt bij een bepaalde mengeling zoals de konijnenkorrel van Mulder Pot. Voor jonge konijnen is het namelijk een grote overgang om van moedermelk naar vast voedsel te gaan.

Naast voer hebben konijnen ook altijd hooi nodig. Hooi is essentieel voor de gezondheid van een konijn, en moet beslist dagelijks in ruime hoeveelheden gegeven worden. Hooi zorgt voor ruwvezels die de goede werking van de darmen bevorderen. De darmwerking is het motortje van een konijn. Een goede darmwerking vermindert het gevaar van voedsel/haarproppen en andere verstoppingen.
Geen hooi eten betekent in veel gevallen dat de darmen trager werken, waardoor voedsel kan blijven steken en verstoppingen kunnen ontstaan.

groenvoer mag dagelijks worden gegeven maar met mate. De hoeveelheid groenvoer moet bij konijnen die dit nog nooit hebben gehad langzaam worden opgebouwd om het spijsverteringsstelsel hieraan te laten wennen. Geef nooit eenzijdig groenvoer maar probeer te variëren in het aanbod. Niet elk groenvoer is geschikt voor een konijn. Sommige kunnen namelijk heel snel een dodelijke hoeveelheid gas in de darmen bij het konijn veroorzaken.
Voorbeelden van goed groenvoer zijn: andijvie, bleekselderij, witlof, veldsla, paardenbloemblad, wortels en hun loof, peterselie, lang vers gras, paksoi en een matige hoeveelheid broccoli.
Groenten die niet gegeven moeten worden zijn: prei, bieslook, erwten, maïs, kool en spruitjes.

Behalve hooi, groenvoer en konijnenvoer is het uiteraard erg belangrijk het konijn de hele dag van fris drinkwater te voorzien.

Onze konijnenkorrel heeft een uitgebalanceerd kruidenmelange en etherische oliën die zorgdragen voor een goede darmwerking en helpt bij het voorkomen van ziektes zoals bijvoorbeeld myxomatose.